Ivo Michiels – van labohulpje in Gevaert tot literaire reus

Mortsel was in de vorige eeuw een stad van vernieuwing en hoop. Van heinde en verre lokte de fotofabriek Gevaert migranten aan. Zo ook de Kempische ouders van Ivo Michiels (geboren Henri Ceuppens). Niemand heeft treffender de trekkracht van de fabriek beschreven als Michiels: ‘Het is fataal. Tussen deze zwart berookte baksteen ontstaat onze afkomst, de werkelijke, hier wenkt onze bestemming, de ultieme, sedert mijn vader, de boerenzoon, zich jaren geleden binnen deze muren heeft neergelaten met geen ander doel dan er het einde van zijn dagen te halen, sedert ik mij, dankzij mijn vader, de boerenzoon, hier heb nagelaten (…) de weg van dienen en deinen en oud worden haarfijn uitgestippeld, de baan van onze ster voorspeld en getrokken, klaar in kaart gebracht van aanvang tot uitgang, de fabriek onze door de voorzienigheid toegespeelde beddenbak.’ 

Michiels’ eerste beddenbak staat boven een kroeg op de hoek van de Ter Varentstraat en de Ten Dorpelei. Hij groeit op in het even veilige als verstikkende Mortsel van de jaren dertig. Vooral in zaal Familia aan de Heilig-Kruisstraat, bestierd door Gevaerts patronaatswerken, maakt hij onder het waakzame oog van Gevaerts beheerder Kuijpers kennis met het vrijetijdsaanbod dat het katholieke Mortsel voor lokale knapen in de aanbieding heeft. Op het vlak van turnen en trommelen ontpopt hij zich in de kring Deugd en Volharding niet bepaald als een natuurtalent: ‘Stoot winkelhaken in het biljartlaken bij onze beginners, val een stijl uit de trapleuning op zondagmorgen, zing vals bij alle gelegenheden, spartel aan de ringen die me wurgen, bespring de bok en plet mijn ballen, werp knotsen tegen levende lichamen aan, alles ondernemingen van een sukkel, een sportclown, een mindere onder de minderen.’  

Boeken liggen hem meer dan turnbokken. De leergierige jongeman glipt binnen bij het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond waar vooral ingenieurskinderen verzamelen. Maar het klassenbewustzijn waakt in zaal Familia. Hij wordt door één van de Kuijpers-broeders naar ‘zijn plaats’ gestuurd: het lokaal van de katholieke arbeidersjongeren. Michiels’ door vader gearrangeerde intrede in de fabriek op zijn zestiende blijkt evenmin een succes. Aanvankelijk mag hij kartonnen doosjes kleven. Later moet hij als labohulpje chemische fotobaden prepareren. Het bestaan rond de Septestraat proeft bitter. Niet alleen door het inwijdingsritueel tot het arbeidersleven waarbij zijn hoofd in een teil lijm wordt geduwd en hij snakkend naar zuurstof naar een muntje op de bodem moet happen. Wanneer hij ’s ochtends voor zessen uit het appartementje vertrekt dat de familie dan betrekt in de Guido Gezellelaan en het immense Gevaertterrein binnenstapt, lijkt de wereld één grote machine ‘(…) ben door de straten van deze ommuurde stad gelopen, stad nabij de stad, voorbij de gevels, voorbij de met ijzeren platen afgeschermde gevels, horizontaal wegschietend, ben door weer andere straten gestapt, voorbij andere gevels, de baksteen zo goed als zwart, over andere rails, voorbij andere buizen, kilometers buizen, laag onder tegen de muren aan, of op schouderhoogte, op etagehoogte, hoger nog, ja dwars over de stad gelegd, als balkwerk, gebinte, straatgebinte, nauwe buizen en logge buizen, buizen die geluiden voortbrengen, stoom aflaten, sussen (…) Ik hang mijn jas op in het metalen kastje dat mij is toegewezen, trek mijn witte schort aan en begeef mij zonder verwijl naar de donkere kamer.’ 

In die donkere kamer experimenteert een slaapdronken jongeman met afdrukken alvorens de heren ingenieurs om acht uur arriveren. Het begin van een zoektocht naar nieuwe vormen die een leven lang zal duren. Tijdens de oorlog wordt hij door de bezetter als verpleger naar een ziekenhuis nabij Lübeck gezonden. Door brandbommen verminkte meisjes creperen er in zijn armen. De waanzin van de oorlog probeert hij later in zijn proza te bezweren. Als bij wonder vallen er tijdens het gruwelijke bombardement van 1943 op Mortsel in zijn familie geen slachtoffers. Al schrijvend roept hij het trauma van de fout gelopen luchtaanval op de door het Duitse leger opgeëiste Erlafabriek op: ‘(…) zodat er vooral in het hart van de gemeente voor niks een hap uit de hoop en het geloof en de ootmoed is genomen (…)’.  

Na de oorlog zal hij Mortsel verlaten, al maakt hij met de Mortselse filmer Rik Kuijpers (kleinzoon van de Gevaertdirecteur !) de film Meeuwen sterven in de haven – met de jonge Julien Schoenaerts en Dora van der Groen. Hij verhuist naar Antwerpen, Zonnegem en later naar Zuid-Frankrijk waar hij in 2012 overlijdt. Generaties scholieren leerden via Het boek alfa een speelse, muzikale wijze van schrijven kennen – ook al beroert hij pijnlijke thema’s zoals zijn lijmdoop bij Gevaert. Waarom voorspelbare verhaaltjes schrijven als het ook anders kan? Of in zijn eigen woorden: ‘Schrijven is bijvoorbeeld bovenop een stoel gaan staan om over de Himalaya te klimmen.’ Alleszins beklom hij een literaire Parnassus. Zijn werk verscheen bij belangrijke Duitse, Franse en Engelse uitgeverijen en werd geprezen door literaire reuzen als Samuel Beckett. Hij won de driejaarlijkse staatsprijs voor proza en in 2012 de America Award. Helemaal verlaten heeft hij Mortsel nooit, zo getuigen de geesten van deze oude stad die hij in zijn proza oproept. 

Chris Ceustermans (met dank aan Guido Ceuppens – Ivo Michiels’ zoon) 

Meer lezen

  • Ivo Michiels. Prima Materia (journal brut). Amsterdam: 2000, 255 p. (Michiels keert hierin onder meer terug naar het Mortsel van zijn jeugd.) 
  • Ivo Michiels. De Alfa-cyclus. Amsterdam, 2007, 478 p. 
  • Sigrid Bousset. Meer dan ik mij herinner – gesprekken met Ivo Michiels. Amsterdam: 2011, 269 p. (Ivo Michiels blikt terug op zijn leven en zijn oeuvre.)