Bakhuisje Gasthuishoeven

Het bakhuisje is een stille getuige van het rijke landbouwverleden van Mortsel. Het was al weergegeven op een kaart uit het midden van de 19de eeuw. Zoals we zien op de kaart lag het tussen twee boerenerven, gescheiden door een weg. Het waren niet de eerste hoevegebouwen in dit stukje van Mortsel nu gekend als Gasthuishoeven.

Talrijke archeologische waarnemingen in de omgeving wijzen op de menselijke aanwezigheid vanaf de steentijd. In 1962 werd enkele honderden meter naar het zuidoosten een kleinschalig landbouwbedrijf uit de midden-Romeinse tijd opgegraven. Ontstaan in het midden van de 1ste eeuw na Christus en vernield in het midden van de 3de eeuw na Christus. Er werden resten van een stenen constructie, sporen van houten gebouwen en twee waterputten aangetroffen.

Voor de verder geschiedenis van dit gebied maken we een grote sprong in de tijd. In het midden van de 13de eeuw bezat de adellijke familie van Berlaar – een zijtak van het geslacht Berthout, heren van Grimbergen – uitgestrekte domeinen in Mortsel. Er bestond zelfs een gehucht Berlaar nabij Sadenrode (Salincrode) in dit noordelijk deel van de stad.

Rond die tijd bekrachtigde Wouter Berthout de verkoop van Zaeldenrode aan het gasthuis van Antwerpen door ridder Bouden van Eekhoven. Ook Jan van Saldenrode, zijn broer Hendrik en hun moeder Aleidis stonden hun rechten op hun landbouwdomein af aan het Sint-Elisabethgasthuis. Zij hielden het in erfcijns van ridder Bouden van Eekhoven, die het op zijn beurt in leen hield van de Berthouts. In 1265 kocht het hospitaal twee bunder land op het gehucht Berlaar. Vijf jaar later verklaarden de erfpachters Willelmus en Walterus van Berlaar dat ze geen rechten meer hadden op de Berlaarse goederen. Ook Arnoldus, zoon van Willelmus verklaarde in 1276 dat hij door het hospitaal is vergoed voor zijn eigendommen in Mortsel. Wanneer Wouter van Eekhoven in 1280 afzag van zijn rechten op Saldenrode was het gehele gebied in handen van het Sint-Elisabethgasthuis.  

Wanneer de naam Gasthuishoeven die van Salincrode heeft verdrongen is moeilijk te achterhalen. De oude naam is nog lang gebruikt. In het Knopboeck der kerk van Mortsel uit 1453 vinden we verschillende vermeldingen : ’… op een hoeve geheeten Zalincrode dat toebehoort den gasthuyse van sinte Lysbetten tAntwerpen … in bonis de Salichrode …’.

In 1534 werd het domein gesplitst in twee hoeven : de grote hoeve van 50 ½ bunder die Salincrode blijft heten en een kleinere hoeve van 45 bunder t goet ter Beke. Het laatste werd in 1602 op haar beurt verdeeld in twee hoeven. Een van 24 ½ bunder en een ander deel van 20 ½ bunder. In hetzelfde jaar werd ook de grote hoeve verhuurd aan twee pachters. Dit blijkt ook uit de rekeningen van de H.-Geestmeesters 1647 - 1669: ‘… Ste Elizabetten Gasthuijs tAntwerpen geldt wt haer vier hoeven genaemt Salincrode alhier tot Mortsel gelegen thien stuyvers erffel. …’ en ‘… St. Elisabeth Gasthuis uit haar vier hoeven genaemt Salincrode …’ (Manuaal van de H.-Geestmeesters 1794). Verder in de geschiedenis heet het daar ‘de Gasthuishoeven’.

Rond 1865 werd een heel stuk Gasthuishoevengrond opgeslokt door de nieuwe fortengordel, in hoofdzaak door Fort III. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen vele landerijen in het door de Duitsers vergrote vliegveld en moesten de gebouwen tegen de grond. Van de vier hoeven is er nu nog één overgebleven.

Een deel van het ‘complex’ is nog steeds in handen van het O.C.M.W. van Antwerpen. Een gedeelte werd door de stad aangekocht en ter beschikking gesteld van woonwagenbewoners en de sportclub Cantincrode, die er haar sportcentrum heeft. Het werd uitgebreid en vormt nu het sportlandschap.